NIEUWS
Herrold Anakotta Reflecteert op Zijn Pad met IRC
05-11-2025Theater

Toen danser en maker Herrold Anakotta - ook bekend als Herrie the Robot - in 2018 samen met IRC een aanvraag deed bij het Fonds voor Cultuurparticipatie, was hij vooral gericht op één ding: een manier vinden om in het buitenland te trainen en zijn vak als popper te verfijnen.
Die wens groeide uit tot een transformerende reis die hem bracht van nachtelijke studiosessies in Osaka tot de grote podia van Nederland.
Dit jaar keerde Herrie terug naar Japan en de VS, en in dit gesprek met Kay Tee blikt hij terug op dat bepalende jaar, de mensen die hem begeleidden, en hoe die ervaring hem nog steeds voedt als artiest, performer en mentor.
Hoe kwam de connectie met IRC tot stand?
Aan het eind van 2018 zat ik op een punt waarop ik echt wilde groeien. Ik danste al jaren - vooral in de commerciële scene, maakte korte stukken met mijn crew Avant Garde Collective - maar ik wilde dieper gaan. Ik wilde mijn popping-techniek verder ontwikkelen én leren creëren voor theater.
Een vriend vertelde me over een fonds dat dansers ondersteunt die in het buitenland willen trainen en zich verder willen ontwikkelen. Ik dacht meteen: dit is precies wat ik nodig heb.
Het enige wat ik nog nodig had, was een stichting om via aan te vragen - en toen dacht ik meteen aan IRC. Shailesh Bahoran was al sinds mijn beginjaren een mentor voor me - we werkten samen aan zijn eerste productie Lalla Rookh, en we zijn zelfs samen naar New York gereisd. Dus ik vertrouwde hem volledig.
Toen ik bij IRC aanklopte, kende ik Kayan al, en alles klikte meteen. Ze begrepen mijn visie vanaf het eerste moment en hielpen me echt om die vorm te geven. Later hoorde ik van andere makers dat hun partners veel minder betrokken waren, en toen besefte ik pas hoe bijzonder dat was.
Eerlijk gezegd: samenwerken met IRC aan dit traject was een van de beste keuzes die ik heb gemaakt.
Wat was het doel van dat traject?
Het doel was eigenlijk juist om géén vast doel te hebben. Het ging om artistieke ontwikkeling - niet om een eindproduct. Ik wilde ondergedompeld worden, leren, groeien.
Toch had ik een plan: ik wilde trainen in Japan en de VS - de twee werelden die mijn inspiratie hebben gevormd.
Japan, omdat veel van mijn popping-helden daar vandaan komen. En de VS, omdat daar de stijl is ontstaan.
Daarnaast wilde ik samen met Shailesh onderzoeken hoe ik alles wat ik leerde kon vertalen naar iets theatraals - misschien een solostuk, maar vooral als oefening in het maken. Want dat is echt een totaal andere wereld.
IRC hielp me dat plan concreet maken: hoe lang, waarheen, waarop te focussen, hoe te budgetteren, dat soort dingen. Uiteindelijk verbleef ik zo’n zes weken in Japan, een maand in de VS, en tussendoor nog even in Polen voor extra workshops.
Japan werd duidelijk een groot onderdeel van die reis. Waarom juist daar?
Japan was altijd al een droom.
Ik ben een popper, en popping is een dansstijl die draait om spiercontrole, ritme en illusie - en veel van de besten ter wereld zitten in Japan. Ik wilde leren bij de bron.
Ik begon de OG’s te onderzoeken, en namen als Acky en Kite kwamen steeds terug. Ze staan bekend om hun ongelooflijke footwork en muzikaliteit - precies de dingen die ik wilde ontwikkelen. Toen ik uiteindelijk contact kreeg met Acky, was hij super open en gastvrij. Toen wist ik: ik moet daarheen.

Hoe was het toen je aankwam?
Overweldigend! Het was de eerste keer dat ik zo ver alleen reisde.
Ik landde in Tokio met een enorme koffer, compleet jetlagged, omringd door duizenden mensen in het drukste station dat ik ooit had gezien.
Een week lang was ik verdwaald - letterlijk én mentaal.
Maar toen ik mijn ritme vond, werd het magisch. Tokio voelde alsof ik door een anime liep. Ik dwaalde uren rond, nam alles in me op - de cultuur, de orde, de energie. Zelfs voordat ik echt had getraind, voelde ik al dat ik als artiest aan het groeien was.
Daarna ging ik naar Osaka om met Acky te trainen - en eerlijk? In het begin vond ik het verschrikkelijk. Lacht.
De stad voelde chaotisch vergeleken met Tokio. Maar een paar dagen later besefte ik: dit is juist het hart van de scene.
Alle grote poppers zaten daar. Acky, Guchon, Kei, Dai, Maccho, Ricky, Marten o Clock, Funky P, Tetsu G en nog vele anderen. Allen opgeleid door Skeeter Rabbit van de Electric Boogaloos, die die lijn van de VS naar Japanse poppingcultuur bracht, en zijn eerste Japanse leerlingen Wild Cherry en Seen.
Het voelde alsof ik de Mecca van mijn stijl had gevonden.

Hoe zag je training daar eruit?
Vol gas, echt bootcamp-stijl.
Mijn dagen zagen er ongeveer zo uit:
Wakker worden rond elf uur, van twaalf tot vier een privétraining met Acky, eten, daarna nog twee of drie lessen tussen vijf en acht uur, en dan naar Namba Station om te trainen met andere dansers van negen tot elf.
En rond één uur ’s nachts begonnen de nachtelijke sessies - tot vijf uur in de ochtend!
De studio’s in Japan zijn 24/7 open. Mensen huren ruimtes op elk moment van de dag. De discipline is bizar - op de best mogelijke manier. We warmden op, stretchten, namen cyphers op, analyseerden alles. Vijf uur pure focus. En toch voelde ik me nooit moe.
Het was alsof mijn hele lichaam en geest geladen waren met één doel.
Het was intens, maar levensveranderend. In eerste instantie ging ik voor techniek - om beter te worden in popping.
Maar wat ik vond, was een nieuw gevoel van identiteit.
Het was cultureel, zelfs spiritueel. Ik leerde niet alleen hoe te bewegen, maar hoe een danser te zijn - het te leven.
Ik leerde hoe ik mijn battleroots kon verbinden met theatrale storytelling. En ik leerde geduld.
Aan het eind besefte ik dat alles wat ik dat jaar zocht, ik eigenlijk al in die paar weken in Osaka had gevonden.
En toen ik later in de trip terugkwam in Tokio, maakte ik de cirkel rond - ik herverbond met de pioniers die me ooit verliefd maakten op dans.
Na Japan was je ook in de VS en Polen. Wat brachten die ervaringen?
Na Japan reisde ik naar Las Vegas voor een intens poppingkamp van JRock - een danser van wie ik al jaren tutorials keek.
Die tijd in de VS voelde als de andere kant van de medaille.
Japan gaf me diepte en filosofie; Vegas gaf me drills. Uren en uren pure techniek - groove, precisie, herhaling.
Precies wat ik nodig had om alles wat ik in Japan had geleerd te verankeren.
Daarna ging ik nog kort naar Polen voor een kamp met Europese dansers die ik bewonderde. Dat was weer totaal anders - meer gemeenschapsgericht, meer uitwisseling.
Het deed me beseffen hoe wereldwijd popping inmiddels is - elk land heeft z’n eigen smaak, maar dezelfde liefde voor het vak.
Hoe kwam die transformatie daarna terug in je werk?
Toen ik terugkwam, werkte ik weer met Shailesh aan een voorstelling waarin ik mijn eerste lange solo deed - zo’n vijftien, twintig minuten.
Dat was de eerste keer dat ik alles wat ik had geleerd toepaste op theater.
Ik kreeg ook lichtworkshops van Mike den Ottolander, waardoor ik mijn theatervaardigheden verder kon verdiepen.
En toen kwam COVID - alles stopte.
Ik danste bijna twee jaar nauwelijks.
Maar toen ik eindelijk weer de studio instapte, voelde alles anders - meer geaard, preciezer.
Het was alsof mijn lichaam al die kennis in stilte had verwerkt.
Ik zeg altijd: ik ben een slow burner. Dingen hebben tijd nodig om te integreren, maar als ze eenmaal landen, blijven ze voor altijd.
Ik gebruikte het laatste stukje van mijn subsidie om een korte dansfilm te maken - een tien minuten durend stuk waarmee ik kon experimenteren met beweging op camera.
We hebben het IRC-traject nooit formeel “afgesloten” door de pandemie, maar voor mij was het al rond.
Het gaf me precies wat ik nodig had – en nog zoveel meer. Deze reis, het Fonds voor Cultuurparticipatie-project en het werken met IRC dit jaar waren echt een kantelpunt in mijn carrière als danser, choreograaf en performer, maar ook als mens. Het heeft me diep geraakt en veranderd.
Toen de wereld weer openging, ging het ineens hard.
Ik sloot me aan bij ISH voor Parade, the Show - een groot succes - en later Rhythm and Flow, dat zelfs een Zwaan Award won.
Optreden in zalen als Carré en de Nationale Opera & Ballet - dat waren dromen die ik jaren eerder had opgeschreven.
En ineens gebeurde het echt.
Ik weet nog dat ik ooit in een café in Amsterdam zat, keek naar Carré en dacht: ik heb daar nog nooit opgetreden… ooit wil ik daar staan.
Een paar jaar later stond ik er niet alleen - ik stond op de poster buiten.
Ik geloof echt dat dingen op mysterieuze manieren werken.
Elke keer dat een deur dichtging, ging er een andere open.
Ik kreeg één productie niet waar ik heel graag in wilde - maar dat leidde juist naar iets dat alles veranderde.
Zelfs COVID was, achteraf gezien, een periode van stille integratie.
En nu? Waar ligt je focus tegenwoordig?
De afgelopen jaren heb ik veel getourd, en het voelt alsof ik een soort afronding heb bereikt.
Nu zit ik in een nieuwe fase - lesgeven, coachen, en weer verbinden met de roots van popping.
In Japan blijven de OG’s trainen, lesgeven en battlen - zelfs in hun veertigste en vijftigste.
Daarom is de jonge generatie daar zo sterk: de kennis stopt nooit.
Hier in Nederland wil ik helpen om diezelfde continuïteit op te bouwen.
Ik geef workshops waarin ik popping en theater combineer - om dansers te laten zien hoe je straatstijlen naar het podium kunt vertalen zonder je authenticiteit te verliezen.
En ik wil ook weer battlen - niet om te winnen, maar om een voorbeeld te zijn voor de volgende generatie.
Om te laten zien dat je beide kunt doen. Dat je kunt evolueren zonder je roots achter te laten.
Ik zie het zo: mijn jaar met IRC was de brug tussen wie ik wás en wie ik nu ben.
Het verbond straat en podium, techniek en verhaal, leren en doorgeven.
Als ik dat proces niet was ingegaan, was ik misschien nog steeds op zoek geweest naar richting.
In plaats daarvan vond ik doel.
En nu wil ik die energie gewoon doorgeven - zorgen dat de vlam blijft bewegen.
